You really think it’s air you’re breathing now?
In tegenstelling tot de romantische en in zekere zin heideggeriaanse geworpenheidsthese, door geboorte gefixeerd toebehoren aan gemeenschap, traditie of culturele omstandigheid, het niet-vrijwillig communitarisme, elementen die ons ‘definiëren’ in een ‘ontologische’ gemeenschap en politiek gesproken volautomatisch etatisme van de grote en niet-neutrale overheid voorspellen, is het fundamentele uitgangspunt van de liberaal keuzevrijheid te committeren aan zelfgekozen gemeenschappen. Voor liberalen is de neutrale staat van eminent belang opdat burgers zich naar believen kunnen ontplooien en met in achtneming van de wet persoonlijke projecten kunnen entameren. De staat biedt hiertoe flankerend en faciliterend perspectief. Het punt is niet dat liberalen individualistisch en anticollectivistisch zouden zijn, maar de wijze waarop collectiviteit tot stand komt bepaald is door de eis tot zelfgekozen en niet opgelegd of niet-vrijwillig communitarisme. Maximale keuzevrijheid, de daaruit voorvloeiende kleine, neutrale staat, als ‘statutair’ reflex en conservatisme-kritiek van de liberale levenshouding, lijdt echter onder een ethisch tekort, welke contemporaine niet-vrijwillige communitaristen maar al te graag ‘corrigeren’ met moreel reveilisme. Graaiende bankiers enerzijds en verhufteriging anderzijds heeft het liberalisme in diskrediet gebracht en tegenkrachten opgeroepen van moreel rationalistische aard; een dwingend opgelegde conceptie van het ‘goede.’ Niet alleen is er sprake van een economische crisis, maar ook een cultuurcrisis, welke wordt veroorzaakt door een conglomeraat van een viertal personages die dit type rationalisme de afgelopen tien jaar vorm hebben gegeven: de anti-intellectuele intellectueel en de elitair-populist als High Brow conservatieven. De bokito-burger en de reaguur als Low Brow proletisch- populistische conservatieven. Waarom lijkt de liberaal zich niet op zijn gemak te voelen als ethische reflectie ter sprake komt? Een van de redenen is dat sinds de tijd van de grote verlichtingsdenkers liberalen zich vasthoudend beperken tot de traditionele aversie tegen het monstrum van de staat als Leviathan met het Ancien Regime als conservatief en contraverlicht hoogtepunt. Zo is het liberalisme niet veel verder gekomen dan te streven naar individuele vrijheid in sociaaleconomische zin binnen een context van beperkte overheidsbemoeienis. Een aanpalend meer fundamenteel aspect, is het optimisme van de Verlichting te beperken tot economisch handelen door de utilisering van het mensbeeld van het eigen belang, echter kwetsbaar voor tegenkrachten van de Contraverlichting. Doordat het liberalisme niet veel verder komt dan een vrijwillig communitarisme, staat zij bloot aan de zwakte van alle communitaristische denkstelsels: irreflexifiteit. Het gedachteloos achter elkaar aan hollen ter utilisering van het grootste collectieve ‘financiële geluk’, culminerend in de kredietcrisis of de constructie van ‘cultureel geluk’ in de zoektocht naar het ‘eigene’, culminerend in virulent populisme, als de algehele maatschappelijke afstomping van zorgvuldigheid en nuance, waarna etatisme als beheersdialectiek zorg moet dragen voor de nodige stabiliteit. Door vrijheid zonder ethische verantwoording te interpreteren als proliferatie van welbegrepen eigen belang, de condition humaine van economisch profijt, hebben liberalen een Trojaans paard toegelaten, waarvan de gevolgen voor conservatieven aanleiding is om ‘beheersmaatregelen’ te treffen in het morele domein. Het morele liberalisme van de onzichtbare hand, doet in deze qua resultaat niet onder voor het opgelegde economisch communitarisme van de grote, niet-neutrale overheid. Het maakt dan niet zo veel uit dat winstmaximalisatie als economisch liberale vocabulaire wordt vervangen door het cultuur-morele van het niet-vrijwillig communitarisme[1]. Desondanks verzucht filosofe Suzan Neimann ‘In moreel opzicht heeft links zich de kaas van het brood laten eten’ en ‘Rechts heeft het morele vocabulaire gekaapt’[2] Dit gegeven dwingt tot nadere reflectie, want het communiceren met een politiek geladen cultuurmoraliteit in tijden van crisis is niet nieuw en sinds de fortuynse polderpopulistische tribulaties weer actueel[3]. Waren wij net de crisis van 1929 vergeten, de huidige kredietcrisis plaats liberalen opnieuw in het verdachtenbankje. Thans wordt het liberalisme in een ademgenoemd met ongecontroleerd marktdenken, graaiende bankiers en verhufteriging van de publieke ruimte al la carte. Maar zoals gezegd, de regulering van keuzevrijheid als communitarisme van staatswege doet nauwelijks onder voor het zelfgekozen communitarisme van Adam Smith. Een verklaring hiervoor is dat zowel het moreel rationalisme van zowel vrijwillig als niet-vrijwillig communitarisme te beschouwen is als keerzijden van dezelfde medaille: het eigen belang met de vraag wat voor mij het beste is om te doen. Uitholling door combinatie van welbegrepen eigenbelang en vrijwillig communitarisme, laat in de opsplitsing van ABN AMRO zien dat hernieuwde theorievorming rondom het liberalisme noodzakelijk is. Zijn er motieven te bedenken anders dan winstmaximalisatie die contra-indicatief zijn bij de overname door het Consortium? Ofwel, zijn er redenen die aandeelhouders a priori overtuigen af te zien wat het beste is om te doen – winstmaximalisatie? Immers, als iedereen achter het nog grotere winst per aandeel aanloopt, wie vraagt zich nog af wat juist is of realistisch is? Niet-vrijwillige communitaristen veronderstellen dat algemene onverschilligheid en verhufteriging van de publieke - maar ook de financiële ruimte iets te maken heeft met een gebrek aan collectieve moraal. Ten onrechte wordt hierbij aangenomen dat beschaving, in termen van wellevendheid en weldenkendheid, cultuur bepaald is. Het geeft hopelijk te denken dat de oorzaak juist gelegen is in een teveel aan moraal en een gebrek aan individuele ethische reflectie. Is een ethisch liberalisme mogelijk, uitgaande van een op het individu gerichte ethiek, waarbij het individu, unplugged van ‘The Matrix’ van het communitarisme, zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de samenleving vaststelt door het goede niet achteraf verordeneert, maar vooraf als een morele wet in zichzelf te ontdekken? Alleen mogelijk als een ethisch rationalisme denkbaar is, dat niet vraagt wat het beste voor mij is om te doen, maar wat het juiste is, wat ik zou moeten doen. Dan komen wij uit bij de deontologie van de (kantiaanse) plichtethiek als alternatief voor het paradigmatische, teleologische en gedecentreerde, buiten het individu gestelde, aristotelische moraal van de deugd dat het heteronome individu zijn autonomie ontneemt, prescriptief stelt wat te denken, daarmee ontmoedigt ethisch te handelen. De ethische mens, wordt zo een moreel wezen. In dit verband functioneert de moraal als de mechanica van de ontdenking, ook al is er sprake van prijzenswaardig gedrag, primair de locus van gedresseerd en irreflexief kuddegedrag. Liberaal, redt de ethiek van de moraal, de beschaving van communitarisme, Civilization van Cultur. En dat gaat niet gebeuren als u zich slechts tamboereert op een kleine, neutrale staat. Indien u denkt dat de Onzichtbare Hand u zal leiden tot de beste keuze dan heeft de recente kredietcrisis aangetoond dat individuele keuze tot collectief handelen ongewenste sociaaleconomische effecten heeft. Hoe het ook zij, de kredietcrisis, de opkomst van cultuur-moralisme en afgeleid daarvan het populisme, doet de vraag rijzen naar status en inhoud van het liberalisme. Welke antwoorden kunnen worden geformuleerd op het morele vocabulaire van conservatieven? Voer voor sociaal-liberale denkers. [1] Niet-vrijwillig communitarisme in termen van cultuur, traditie, het eigene, identiteit, gedeelde vormen, bezielend verband. [2] De Volkskrant, zaterdag 28 november 2009. NRC Handelsblad, 5 december 2009. [3] Zie essay over het communitarisme. |