‘In gevecht met de obesitas-industrie.’ En ‘De voedingsindustrie doet in agressieve marketing niet onder voor de tabaksindustrie.’ Volgens de Amerikaanse Marion Nestle, hoogleraar voeding aan de universiteit van New York, in een belangwekkend artikel uit de wetenschapskatern van een landelijke krant[i], is het toepassen van academische kennis aan de voedingsindustrie niet besteed. Het teneur van haar betoog betreft haar ontdekking Er bestaat zoiets als ongezonde filosofie die leidt tot mentale – en intellectuele obesitas. Het kind, waarde lezer, staat in overdrachtelijke zin voor de mens die meent zelfstandig te kunnen denken, daartoe als participerend burger in staat wordt geacht, maar feitelijk (nog) niet weet wat goed of niet goed is voor hem is. Slaaf van zijn passies zal hij zich wenden tot degene die hem in zijn streven belooft alles wat goed en lekker voelt, alsdan niet, boos stampvoetend zijn proteststem laat horen. Er bestaat zoiets als ongezonde filosofie, mogelijk gemaakt door marketingstrategieën, die leidt tot mentale – en intellectuele obesitas, en jawel, functioneert onder radar van het kritisch denkvermogen. Fastfood en fastphilosophy hebben als kenmerk dat zij vlot bevredigen, maar op termijn schadelijk zijn voor individu en individualiteit. Wat is er dan mis met de publieksfilosofische Berliniaanse ‘positieve’ congregatie rondom een bepaald ideaal? Dient de roep om verbinding en bezieling niet beantwoord te worden met een filosofie die iedereen zonder al teveel inspanning begrijpt? De maand van de filosofie’ is gekomen en gegaan. Zien en gezien worden, evenals het goede gevoel met ‘wijsheid’ bezig te zijn, produceert een prettige al dan niet gedeelde levenservaring. Ook uitgever en auteur kunnen tevreden terugblikken. Het staat goed wanneer vrienden weer eens door de boekenkast snuffelen. Zurig? Welaan, laat observaties voor wat ze zijn en lees mee in analyse. De relatie tussen populisme en filosofie is in academische kringen vooralsnog niet gethematiseerd. Überhaupt lijkt er in Nederland nauwelijks belangstelling voor de invloed van intellectuelen op het maatschappelijk klimaat. Een en ander maakt het werk van Julien Benda Het 'Verraad van de Intellectueel' opnieuw actueel. Misschien dat het gebrek aan urgentie en debat te maken heeft met een 'Hegeliaanse' gerichtheid van de Nederlandse (publieke) intelligentsia op een sociaal-conservatieve maatschappelijke ‘Je moet het ook niet merken. De marketing is juist op gericht om onder de radar van het kritisch denken te blijven.’ In het schemergebied tussen ivoren toren der wetenschap en Stand.nl heeft vercommercialisering van de wijsbegeerte als feel good - publieksfilosofie plaatsgevonden, ontstaan om, met bijhorende literaire non-fictie, een hoger opgeleid publiek te behagen in een wereld van vermaak en consumentisme. Op twee niveaus (academisch-intellectueel en publieksfilosofisch) heeft economisering en verdoelgroeping bijgedragen aan verarming door eenvormigheid in filosofische duiding van serieuze maatschappelijke vraagstukken. De wijsbegeerte raakt zo in de uitverkoop door enkel nog in prescriptieve zin - zo hoort u te denken! - en cliëntelistisch - u ervaart een probleem, wij hebben wel een duiding - nauwelijks nog in sturende zin een rol van betekenis te spelen in het maatschappelijk discours. Volgens de mascotte van de publieksfilosofie, de ‘Denker des Vaderlands’ beweegt een generatie jonge filosofen zich grotendeels buiten de universiteit.[ii] Maar wat is daarvan de bedoeling? De sondering van de tijdgeest produceert filosofie op maat. Niet voor niets resoneert het fenomeen met het contemporaine virulent populisme. De verpeupeling en subsequente populismisering van de wijsbegeerte duidt op doorgeschoten gemeenschapsdenken en staat voor een onderliggende maatschappijvisie, welke origineert uit het gedetermineerde, dat wil zeggen door genen en opvoeding Herderiaans-Humeaans wereldbeeld, bestaande uit De Nederlandse publieke filosofie gaat voorbij aan de bovenculturele dimensie van het menselijke bestaan. De discursieve leegte van de Nederlandse publieke filosofie gaat voorbij aan de bovenculturele dimensie van het menselijke bestaan. De contemporaine publieksfilosoof is dan ook te concipiëren is als een ondersoort van de publieke anti-intellectuele intellectueel, fundamenteel contraverlicht, met de consequentie dat irreflexiviteit, denkversmalling en uiteindelijk totale ontdenking, een trias met verregaande speelse onderdrukking van het kritisch denkvermogen, onderdeel is gaan vormen van het maatschappelijke intellectuele klimaat, reeds geruime tijd zichtbaar in het moderne Nederlandse politiek populisme. Onder druk van dit verschijnsel oriënteert de publieksfilosoof zich kentheoretisch niet op reflectie, i.e. afstand nemen, analyse van wat zich toont, of het sapere aude van Immanuel Kant, maar op bewustzijnsfilosofieën, waartoe het communitarisme of gemeenschapsdenken behoort. De inflatie van de wijsbegeerte, geconcipieerd als publieksfilosofie in de macht van het communitarisme gecombineerd met regressief-empirisch intellectualisme van historici als Johann Huizinga en sociologen als Paul Scheffer, blijft maatschappelijk niet zonder consequenties. Aan de ene kant is de reeds genoemde primordiale gerichtheid op het preconceptuele en presenteert dit 'Duits idealistische' zich, qua inhoud en vormgeving, als Hegeliaans Volgens de mascotte van de publieksfilosofie, de ‘Denker des Vaderlands’ beweegt een generatie jonge filosofen zich grotendeels buiten de universiteit. Maar wat is de bedoeling van filotainment? De genoemde sense of belonging ofwel gemeenschapszin mag reeds jaren het nieuwe mantra zijn in de publiek-politieke sfeer en wel aldus dat de tijdgeest complete irreflexiviteit dicteert ten aanzien van haar blinde vlekken. Toch wordt zij dagelijks opgemerkt, slechts zijdelings over geconverseerd: in milde vorm de beklemming van de sociale controle dat een gehele natie een naar binnen gerichte dorpse sfeer kan bezorgen. In extremo, en ook dat is gemeenschapsdenken, de stampende laarzen en in het gelid dansend volk voor de Noord-Koreaanse Grote Leider. In deze twee uitersten ervaart het individu zich prettig verbonden, een tevreden slaaf of volledig toebehorende aan de staat. Hoe dan ook, de centrale leerstelling dat individualiteit, automie en zelfbeschikking niet kan bestaan zonder dat de situatie waarin de mens zich bevindt gedicteerd wordt door een identiteit of onderwerping aan een collectief ideaal, impliceert dat groepsdenken onmiddellijk ten koste gaat van het kritisch denkvermogen, leidend tot roedelgedrag, voor lief wordt genomen, of simpelweg genegeerd. Per slot van rekening, zo vervolgt de redenering, profiteert het individu nog het meest van de alliantie met de groepsnorm. Het zijn verlichtingsdenkers geweest die voor deze ontdenkende oriëntatie op het bewustzijn aan de groepsgedachte, of deze nu is van etnisch-tribale oorsprong, of iets van doen heeft met de rangen - standen of klassenmaatschappij, een uitzondering hebben bedongen, ondanks dat dit premoderne mensbeeld ook nog eens over een formidabele primordialiteit beschikt. En deze uitzondering heet in goed Nederlands opt-out. Het recht om de groep en haar aandenken te verlaten, als geheel de rug toe te keren. Immers, indien groepsdruk individualiteit dreigt te vernietigen, ook bij de tevreden slaaf het geval, of bij de zoethouder: het spelelement van ‘brood en spelen’, dient men verzekert te zijn van de strohalm: de rechten die de individualiteit beschermen, beter bekend onder de connotatie Mensenrechten. Maar zoals gezegd, de primordiale zuigkracht is groot. De groep is van oudsher goed ter bescherming, procreatie, aanzien, status. Uitsluiting is de straf en eenzaamheid een beangstigend perspectief. Hiermee is de paradox van de individualiteit gepostuleerd. Onderdrukking door het sociaal formatieve, maar dissociatie geen wenkend perspectief. In dit spanningsveld ontstaat de hufter, die zich verzet tegen groepsdruk, maar er ook niet zonder kan. De diagnose van de tijdgeest omvat een gebrek aan zingevend ethisch individualisme, niet een gebrek aan gemeenschapszin. Hoe verhoudt publieksfilsofie zich tot de huidige maatschappelijke politieke context. Afgelopen 10 jaar heeft in Nederland een kaalslag plaatsgevonden in denken over de publieke ruimte. Het intellectuele landschap in het publieke debat ligt er voornamelijk monocultureel bij. Denkversmalling heeft een eenduidig discours opgeleverd waarbij conservatieve analyses over cultuur, traditie en ‘het eigene’, ingegeven door problemen rondom de multiculturele samenleving, aanslagen in New York en westerse hoofdsteden, dominant zijn gebleken. Convergentie in denken heeft de burger in beweging gebracht, De verpeupeling en subsequente populismisering van de wijsbegeerte duidt op doorgeschoten gemeenschapsdenken. Het uitgangspunt dat filosofisch literatuur voor een breed publiek de tijdgeest dominerende sociaal-conservatieve en daarmee populistische agenda dient, wordt gestaafd door de hantering van een vervreemdingsrationalisme, welke in populaire termen de veronderstelde relatie tussen culturele degeneratie en de idealen van de Verlichting beschrijft. Het uitgangspunt: dat de Verlichting cultuur bepaald is en invloeden en veranderingen van buitenaf onze ‘verlichte’ culturele verworvenheden - te denken valt welvaartsstatelijke arrangementen - bedreigen. Een dergelijk discours wentelt zich in een filosofie van het heldendom waarbij mythologie, mystiek en thymotiek, als bronnen van manicheïsme, onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. De beschreven primordiale oriëntatie is voor de held een 'ontologische' beginsel: determinering door het verlangen naar fysieke en sociale bescherming, de zoektocht naar (collectieve) betekenis, de drang naar erkenning en de individuele wens over het graf heen voort te bestaan. Vele denkers hebben zich door deze 'ontologische' staat van de mens, gedetermineerd door het ontaalbare, laten inspireren en is terug te traceren naar in publiek filosofisch werk veelvuldig geciteerde filosofen van het grote gebaar – Aristoteles (praktische wijsheid), Herder (Volksgeist), Hamann en Vico (Religie), Hume (De mens is drift gestuurd, slaaf van zijn passies, aan de rede bovengeschikt), Rousseau (De edele wilde), Schelling (Ongrondelijkheid van het kwaad), Hegel (Geest, bewustzijn en noodzaak van de voortgang der geschiedenis), Schopenhauer (Wil en voorstelling), Nietzsche (Wil tot macht), Heidegger (Ontologie als meest fundamentele existentiële grondtoon), Wittgenstein (Taalspelen), Bataille en Corian (Noodzaak van mythologie). Roger Scruton (Waarom cultuur belangrijk is) en Charles Taylor (Bronnen van het zelf). Tenslotte, gelet de vele artikelen op de opiniepagina's, de welhaast onvermijdbare held van conservatief Nederland, historicus-filosoof Johann Huizinga: Homo Ludens. In ieder publieksfilsofisch werk terugkerend thema tot congregatie van individuen en de daarmee samenhangende productie van publiek ondergebracht in de bewustzijnscanon, kan worden gezien als geïntellectualiseerde Volksgeist, voor het eerst sinds de 18e eeuw door de Duitstalige Gottlieb Herder eloquent beschreven in contraverlichte deliberaties en vindt eo ipso aansluiting bij de contemporaine variant, overkoepelend bekend als cultuur-en godsdienstig nationalisme, uitgedrukt als moderne populisme. Kortom, het samenbindend vermogen van de Volksgeist, is voor een subgroep Naast publieksfilosofie bestaat ook het publieksdieet van dokter Frank. De filosofie voor de-mens-in-zijn-situatie, maar geenszins duidt hoe de situatie überhaupt mogelijk is, loopt parallel met de ontstaansgeschiedenis van contemporain populisme in Nederland, in wat de franse politicoloog Bernard Manin publieksdemocratie noemt (démocratie du public). Nederlandse politicologen spreken anderszins van toeschouwersdemocratie. De vergelijking met entertainment, een jury en nominerend publiek dringt zich op. Wat is het geval? Politieke partijen vormen in de representatieve democratie niet langer het congregatief element, maar is het zoeken naar steeds wisselende meerderheden in een combinatie van overtuigingskracht en personality van de politicus normatief voor thumbs up van het aldus overtuigt publiek. Voor zolang het duurt uiteraard want op het politieke schouwtoneel liggen hosanna en kruisig hem of haar dicht bij elkaar, met Rita Verdonk als lijdend voorbeeld, of Job Cohen, het gestotter lijkt hem toch het premierschap te hebben gekost. Vlot babbelende Mark ging er met de ‘wisselbeker’ van het premierschap vandoor. Philosophie du public kent ook een wisselbeker ‘Socrates’ genaamd en ondertussen hebben in de politieke arena intellectuele regisseurs, de hoofdrolspelers en bijrollen hun ‘ding’ met democratie gedaan en heeft het spelelement de daarbij behorende (toekomstige) revenuen opgeleverd. Kortom, indien de optimisten, die het evangelie van het populisme beschouwen als brenger van vernieuwing van de democratie, gelijk hebben, is thans sprake van een transitionele periode, waarbij in de toekomst representatie niet zozeer meer afhankelijk Filosofen houden zich niet langer bezig met een taakopvatting maar zijn door door de knieën gegaan om zich verstaanbaar te maken in een taal van het MBO, dat de complexiteit van het bestaan versimpelt tot kant en klare sjablonen. Maar het verstaan van zichzelf en de wereld vergt inspanning. is van partijpolitiek, maar van de charismatische politicus, parallel de charismatische filosoof, die als beste sofist, bewapend met marketingtechnieken, als overwinnaar uit de strijd komt en aldus het publiek construeert en consumeert, voor zolang het duurt. In de huidige Twitter-democratie is het toeschouwende publiek zelf politieke partij geworden, dat evenals van belang voor de publieksfilosoof, in begrijpelijke taal wil horen wat het horen wil, maar net zo vlot zich kan afkeren, om zich nieuw te alloceren rondom de volgende generatie publiek construerende politieke ondernemer-entertainers. Wat er nog aan ontbreekt is per sms of sociale media nomineren en wegzenden van politieke kandidaten. Filosofen hier te lande houden zich niet langer bezig met een taakopvatting - het idee alleen al lijkt belachelijk - of behulpzaam aan antwoorden bij maatschappelijke vraagstukken, maar zijn door de knieën gegaan om zich verstaanbaar te maken in de taal van het MBO, dat de complexiteit en nuance van het bestaan versimpelt tot kant en klare sjablonen ter meerder eer en glorie van henzelf, nu daarmee een betalende doelgroep wordt gegenereerd. Het verstaan van zichzelf en de wereld vergt inspanning. Contemplatie complex genoeg om de aandacht vast te houden en ons dwingt in de spiegel te lijken is van een andere orde dan filosofisch cliëntelisme. Wie zich wend tot een filosofisch werk geschreven in een kleurstelling van leesbaar en denkbaar onmiddelijke begrip, dient weet te hebben van een aansturing door een eenheid, terug te traceren in de geschiedenis van het denken en mag beseffen deelachtig te worden aan de congegratie rondom het ideaal van dienst: daar waar het bewustzijn heerst, onder de rader van het kritisch denkvermogen. ‘Schransen in de praktijk.’ Onder die titel en eyecatcher: ‘Een krachtig geluid tegen dokter Frank’, doet hoogleraar Voeding Hans Kok verslag in weer zo’n wetenschapskatern [iv] van zijn bevindingen rondom een maand ongezond eten en nauwelijks bewegen. Om aan te tonen ‘dat je maar op een manier blijvend gewicht kunt verliezen: door gezond te eten en meer te bewegen.’ Spijtig, het kost inspanning, een makkelijk weg is er niet. Naast publieksfilosofie bestaat ook het publieksdieet van dokter Frank. Dokter Frank is een internist, maar begeeft zich met zijn dieet, evenals de publieksfilosoof, buiten het domein van het universiteit. Het dieet is de nieuwe hype. Eiwitrijk, ongebalanceerd en niet wetenschappelijk onderbouwt. Maar het is ‘in’, dankzij excellente marketing. Dus wat geeft het dat het ongezond is? Als het maar werkt.
|